Hoofdstuk 1
“Ugh…”
Hannah stond op één been te kokhalzen. Aan de zool van haar gestrikte lakschoentje kleefden platgetrapte restanten van iets wat al een tijdje lag te rotten tussen het hoge bruine gras. Ze pakje een takje en peuterde de ingewandjes tussen de groeven vandaan.
Een klamme mist hing laag over het Wijdseveld, wat volgens Hannahs vader een schitterend natuurgebied was, vol adembenemende flora en fauna. Hannah was een stuk minder enthousiast over de grasvlakte vol insecten en grauwgekleurde watervogels. Het enige wat ze er adembenemend aan vond was de penetrante ziltzure geur die de grashalmen verspreidden. Vooral bij vochtig weer, zoals vandaag. Maar dat weerhield haar ouders er niet van om ook deze middag weer de wekelijkse wandeling van hun dorp naar hun favoriete picknickplek te maken.
In de verte hoorde ze haar moeder roepen dat ze niet moest treuzelen en dat haar kamillethee koud werd. Hannah rolde met haar ogen. Ze had een hekel aan thee. Maar niemand luisterde ooit naar haar.
Ze keek op. Haar moeder had haar zelfgehaakte kleedje al gespreid op hun vaste stekje. Naast een kromgebogen boom op een lage heuvel, met uitzicht op het moeras achter het veld. Geroutineerd verdeelde ze de kleffe leverworst-perenjamboterhammetjes naast de mokken thee. Ze had haar stroblonde haar hoog opgestoken en droeg een van haar bloemerigste jurken.
Mevrouw Werner hield van hun traditie. Ze hield van de veilige voorspelbaarheid ervan. Het leven was al complex genoeg. Zeker in Brokvlah, waar zij net als haar echtgenoot en hun beide ouders geboren was. In Brokvlah was niets voorspelbaar. Daar vraten onzichtbare ratten aan de hoeven van het vee en kon een onschuldig man sterven aan de hik. Vrouwen verloren van de ene op de andere dag hun schoonheid, hun redelijkheid en zo nu en dan een kind. Allemaal door hekserij. Jarenlang waren de dorpelingen ervan overtuigd dat alle ziektes en onverklaarbare verdwijningen te wijten waren aan een blinde weduwe met verdachte witte pupillen. Maar na haar overlijden moest het wel dat roodharige kind van de bakker zijn. De dorpelingen hielden haar goed in de gaten. Vooral op feestjes, waar ze nooit voor werd uitgenodigd, maar toch altijd haar tovertrucjes wist te gebruiken. Zo gebeurde het dikwijls dat de gehuwde mannen behekst in het bed van een andere vrouw belandden. Waarop hun echtgenotes woedend de bakkerij bekogelden met rotte eieren en vissenkoppen. Hannahs moeder deed hier dikwijls aan mee. Niet omdat het háár echtgenoot betrof, maar puur uit enthousiasme.
Het temperament van Hannahs vader was een stuk meer gematigd, en het kwam dan ook zelden voor dat hij zich door zijn hartstocht liet leiden. Maar als dat gebeurde, betrof het nooit een vrouw. Meneer Werner had andere zwakheden. Naast zijn werk in de stallen, was hij een gepassioneerd amateur bioloog en gefascineerd door alles wat in het veld vloog, fladderde en zoemde. Als hij een gewillige luisteraar vond, kon hij met intense bezieling een hele avond praten over het prachtige palet aan grijs- en bruintinten van de diverse veldbewoners. Zelfs de zwermen stroopvliegen die afkwamen op zowel de perenjam als de jurk van Hannahs moeder, beschouwde hij als wonderen van de natuur. Deze moesten worden gekoesterd, bestudeerd en gedocumenteerd. En wanneer het een uitzonderlijk bewonderenswaardig exemplaar betrof, nagelde hij ze met een dikke speld door hun wonderlijke lijfje aan de muur om zich hier met terugkerende regelmaat aan te vergapen.
Hannah was ervan overtuigd dat de grote liefde van haar vader noch zijzelf noch haar moeder was, maar een rimpelige oude roodwangschildpad, die hij in zijn jonge jaren had gevangen aan de rand van het moeras en die hij inmiddels al dertig jaar in een glazen terrarium hield. De hele huiskamer stonk naar die vieze bak. Iedere avond bij thuiskomst begroette hij zijn schildpad door hem even op zijn hand te zetten en een zoen op zijn kale kop te drukken. Een smerige gewoonte, vond Hannah.
Meneer Werner tuurde door een klein verrekijkertje. Op zijn rug droeg hij een geweer. Toen pakte hij een notitieboekje uit zijn vest en krabbelde daarin: Bruine vogel met grijze snavel en kale kop. Zegt 'Fluut fluut'.
Even dacht hij na. Toen schreef hij verder. Waarschijnlijk de grijsgesnavelde kaalkopfluut.
Hannah pulkte het laatste stukje fauna van haar zool en gooide het takje naast zich neer. Haar naam klonk een tweede keer, gevolgd door: “Lucias, zeg er wat van!”
Zonder op te kijken van zijn boekje mompelde meneer Werner iets in de trant van “Doe wat je moeder zegt, Hannah.” En dat is wat ze deed.
"Drink je thee op."
Hannah reikte naar de suikerpot maar werd op haar handen getikt door haar moeder. “Er zit een lepeltje honing in. Dat is genoeg.”
“Het is bitter.”
“Je wordt te dik. Het is genoeg.”
Geïrriteerd rolde Hannah met haar ogen. Alsof dat haar schuld was. Haar moeder was zelf te dik. Met tegenzin slokte ze de wrange lauwe thee naar binnen. “Er is kermis in de stad. Mag ik erheen?”
Haar moeder zuchtte.
“Pappa kan me brengen.”
“Je vader heeft geen tijd voor die onzin.”
"Ik kan ook alleen gaan als jullie niet mee willen."
Haar moeder duwde een boterham in haar handen en deelde Hannah mee dat ze te jong was om alleen weg te gaan, laat staan helemaal naar zoiets gevaarlijks als een stad.
“Ik ben negen, geen drie. Ik ben de enige die nog nooit in de stad is geweest. Het is een kermis voor kinderen! Wat is er nou zo erg aan een draaimolen?”
Mevrouw Werner schudde afkeurend haar hoofd. “Wat?” riep Hannah uit.
“Wat is er nou zo erg? Ben je bang dat ik dood ga aan een suikerspin? Hè? Of zijn het de clowns? Ben je bang voor clowns?”
Haar moeder viel haar streng in de rede. "Klaar nu! Je mag naar de stad als je een tiener bent, niet nu! Je bent te jong!"
Beledigd draaide Hannah zich om en keek naar haar vader in de hoop dat hij een andere mening had. “Pap?” Maar hij was te druk met de vogels en hoorde haar niet. Nukkig sloeg Hannah haar armen over elkaar. “Ik mag nooit wat.”
Haar teleurgestelde gezicht deed haar moeder besluiten dat het tijd was om haar dochter de waarheid te vertellen over pretparken, kermissen en andere circusachtige praktijken. Ze ging naast Hannah zitten en aaide haar over haar witblonde haar. “Luister Hannah, clowns zijn niet meer dan vreemde mannen in rare pakken, die hun gezicht verstoppen achter een laag verf. Wie weet wat die engerds op hun kerfstok hebben. Geen enkele normale volwassen man heeft de behoefte om zo dicht bij de kinderen van een ander te komen, zonder slechte intenties. Je kunt niet zomaar iedereen vertrouwen. En wat betreft de snoepkraam: je weet hoe ik daarover denk.”
“Een keertje wat suiker eten is heus niet zo super erg!”
“Maar het blijft nooit bij één keertje. Aan suiker raak je verslaafd en dan word je ziek, dik en blind en raak je je tanden en je voeten kwijt.”
Hannah keek vol afschuw naar haar moeder.
“En ik ben niet dom, Hannepannie. Ik weet dat er meer is dan enkel kinderattracties en ik sta het niet toe dat jij straks nog wordt overgehaald deel te nemen aan iets waar je te jong voor bent."
“Pff, zoals wat?”
Op dat moment klonk er een luid schot, gevolgd door een dramatische “Kwaaak!” en een vreugdekreet van Hannahs vader. “Hahaa! Hebbes!” jubelde hij uitgelaten. Met een huppel in zijn pas snelde hij richting zijn zojuist geschoten maaltijd.
Hannahs moeder was even stil en sloot het gesprek toen af met de woorden: "Je wordt snel genoeg volwassen. Neem je tijd om nog even jong te zijn."
Ze gaf Hannah een vlindernetje en het lege perenjampotje. “Ga spelen. Ga vlinders vangen. Geniet van de dag.”
Hannah zuchtte, knikte en sjokte weg.
“Niet te ver weg gaan!”
Het duurde niet lang voor Hannah het eerste vlindertje had gevangen. Een bruingespikkeld exemplaar, weinig indrukwekkend. Voorzichtig schudde ze het netje uit boven het lege perenjampotje, waarop het vlindertje na twee fladdertjes al zat vastgeplakt aan de restjes jam die aan de binnenkant van de pot waren achtergebleven. Teleurgesteld bekeek Hannah haar vangst en besloot de pot eerst uit te spoelen voordat ze verder ging met haar jacht. Ze liep naar de rand van het moeras, waar het bruinige gras van het Wijdseveld overging in drassige moddergrond.
Aangekomen bij de eerste wilg bleef ze staan. Ze was dikwijls gewaarschuwd voor de vele gevaren van dat gebied. Haar moeder vertelde haar regelmatig over de bloeddorstige moeraswolven die al zo veel kinderen hadden opgevreten. En hoe die haar zouden komen halen als zij niet eens wat gehoorzamer was. Ze tuurde in de verte. Haar ouders waren druk bezig met het plukken van de gesneuvelde eend. Ze snoof en liep het moeras in.
Het werd ook wel De Grote Drek genoemd, tevens een benaming die weinig aan de fantasie overliet. Maar nu ze er eenmaal in stond, zag Hannah dat het moeras ook mooie dingen verborg; boomstronken vol bronskleurige zwammen. Hoge struiken met lange groene bladeren en een heldere poel waar paarse en blauwe libellen boven zweefden. Niks engs aan. Haar moeder had gelogen.
Ze hurkte neer naast de poel en liet de jampot, met vastgeplakte vlinder en al, in het water zakken. Terwijl ze het glas schoonwreef fladderde verderop een klein geel vlindertje voorbij. Ze glimlachte, pakte haar netje en zette de achtervolging in. De vlinders lieten zich makkelijk vangen. Na een uurtje had ze meer dan tien kleurrijke vlinders verzameld. Haar vader zou trots op haar zijn. Ze zou zeggen dat ze ze voor hem had gevangen en ze zou hem helpen met het doorboren van de lijfjes. En wanneer ze daarna zou vragen of ze naar de stad mocht, zou hij wel 'ja' zeggen.
Hoe meer vlinders ze ving, hoe groter de kans dat haar plan zou slagen. Ze ging dieper dan verstandig het moeras in en voor ze het wist was de grijsblauwe lucht veranderd in zachtroze. Een uil oehoede.
“O nee!” schrok ze hardop en snel keerde ze om. Maar net toen ze een sprintje wilde inzetten, zag ze vanuit haar ooghoek iets fonkelen. Ze hield haar pas in en draaide zich geruisloos om. Haar adem stokte. Niet veel verderop, op een boomstronk, streek een prachtige vlinder neer. De vleugels leken ingelegd met duizenden diamantjes en schitterden in de zachte schemering. Hannah hield haar adem in, bang dat het diertje haar zou opmerken en zou verdwijnen. Zachtjes trad ze dichterbij en zwiepte met haar netje. Hebbes.
“Hallo meisje.”
Hannahs hart sloeg van schrik twee slagen extra. Ze draaide zich om. Daar stond een tengere jonge vrouw, gehuld in een zwarte jurk met een capuchon half over haar gezicht. Hannah deed geschrokken twee passen achteruit, waarop haar kanten rok bleef haken aan een doornige tak. In paniek scheurde ze hem los, om vervolgens door een andere tak gepakt te worden.
“Niet schrikken, ik doe je niks,” zei de zoetklinkende vrouw zangerig. Ze zette haar capuchon af. Haar lange glanzende zwarte haren omlijstten haar smalle gezicht en hingen sluik tot aan haar heupen. Haar huid was pigmentloos, haast transparant. Haar neus was klein en scherp en haar grote groene ogen lagen diep in haar donkere kassen. Een vriendelijke glimlach verscheen op haar dunne donkere lippen. “Ik ben Lillya, hoe heet jij?”
“B-ben jij een h-heks?”
“Een heks?” Lillya keek verontwaardigd. “Nee zeg. Zie ik er zo uit?”
Maar Hannah keek niet naar haar. Ze scheurde haar rok voor de tweede keer los en keek in paniek om zich heen.
“Rustig maar. Je hoeft niet bang van me te zijn. Ik ben juist gek op kleine mensen.”
“Ik moet gaan.” Hannahs stem trilde. Ze wilde wegrennen, maar struikelde over een hoge boomwortel en belandde met haar gezicht in de modder.
“Kijk uit!”
De glazen jampot gleed uit Hannahs handen en brak, waarop de kleurrijke vlinders hun vrijheid tegemoet fladderden.
“Och, wat zonde. Gelukkig heb je de mooiste nog.” Ze keek naar het netje dat Hannah stevig tegen zich aan geklemd hield.
“Hou maar goed vast.”
“Mijn vader heeft een geweer!”
“Ik niet, ik hou niet van wapens. Geweren zijn gevaarlijk. En dit moeras ook, lieverd. Dit is geen plek voor jonge meiden.” Ze stak haar hand uit.
Lillya's lieflijke stem en rustige manier van praten kalmeerden Hannah wat en ze liet zich overeind helpen.
“Dat is beter. Hoe heet jij?”
“Hannah.”
“En jij vond het wel een goed idee om vlinders te komen vangen in het moeras? Weten je ouders wel dat je hier bent?"
Hannah gaf geen antwoord.
“Nou, ik zal het ze maar niet vertellen dan.” Lillya knipoogde. “En wat was jij van plan te gaan doen met je vangst?”
"Mijn vader... Hij verzamelt vlinders."
“Oh ja? Dan zul je hem heel blij maken. Weet jij wel wat je zojuist hebt gevangen, Hannah?"
Ze schudde haar hoofd.
"Dit is de Schemerling. Een zeer, zeer zeldzaam diertje. Daar is maar één exemplaar van op deze wereld.”
Hannahs ogen begonnen te fonkelen en haar achterdocht maakte plaats voor trots. Ze stelde zich voor hoe gelukkig ze haar vader zou maken met haar vangst. Hoe hij haar een welverdiende knuffel zou geven en een kus op háár voorhoofd in plaats van op de kop van die vieze schildpad.
“Maar de vlinder is méér dan zeldzaam alleen... Ze bezit magische krachten.”
Hannah keek vol ongeloof naar Lillya.
“Echt waar. Ze is een gift van onze makers, gemaakt om de dromen te verwezelijken van diegene die haar weet te vangen. Je vader zal gelukkig zijn. Het is een prachtig cadeau.”
Hannah staarde naar de vlinder.
“Maak je geen zorgen, ze kan meer dan één wens vervullen, hoor. Je kunt hem ook eerst zelf gebruiken. Dat zou ik doen tenminste. Jij hebt haar gevangen, nietwaar?”
Hannah glimlachte bescheiden. “Hoe werkt het?”
“Simpel. Raak de vleugels aan en doe een wens. Maar kijk uit dat je haar niet laat ontsnappen, hè?”
Hannah stak haar vinger door het netje en sloot haar ogen. Een warm gevoel verspreidde zich vanuit haar hand richting haar maag, helemaal tot aan haar tenen en het leek alsof de wereld onder haar voeten wegzakte. Het moeras loste op in schitterende kleuren en alle angst, onrust en zorgen leken weg te smelten. Hannahs spieren ontspanden en ze zakte in elkaar.
Lillya grijnsde. Ze haalde voorzichtig het netje uit Hannahs slappe vuist en bekeek de fonkelende vlinder. “Welterusten, Hannah.”
Lillya's gestalte loste op in honderden bubbels en Hannah voelde hoe ze langzaam opsteeg en met de bubbels mee omhoog zweefde. Een gevoel van verbijstering vulde haar hoofd. Er was geen plaats meer voor heldere gedachten. De blik in haar ogen werd wat waziger en onbewust veranderde haar gezichtsuitdrukking van verbaasd naar diep gelukkig. Zachte muziek zwol aan en duizenden knipperende lichtjes deden de duisternis verdwijnen ...